maandag, oktober 30, 2006

Neutraal kijken en de kin omhoog

Mijn moeders identiteitsbewijs is verlopen en de bank stuurt een brief dat ze zich moeten kunnen legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.
Eerst maar eens bellen met het stadhuis. Kan mijn moeder een nieuw identiteitsbewijs krijgen, hoewel ze geen handtekening kan zetten en de ambtenaar niet zal begrijpen als hij wat vraagt? Daar hebben ze wel een oplossing voor, vertelt de mevrouw van Burgerzaken. Een stempel. Maar ze moet wel een pasfoto hebben, volgens de nieuwe regels. Dat betekent niet lachen, neutraal kijken, hoofd in een bepaalde stand en vooral: een grijze achterwand.
Neutraal kijken kan mijn moeder goed, vooral als ze moe is en als er verder niks om haar heen gebeurt. Zeg maar een gemiddelde dag in een verpleeghuis. Maar de fotozaak weet er geen raad mee. Mijn moeder kan niet op de plek komen waar normaal de pasfoto wordt gemaakt want er is een trapje. De fotograaf probeert het buiten. Weinig kans, als die mensen om mijn moeder heen… en ze wil haar kin ook al niet omhoog houden.
Wij beraden ons over een niet orthodoxe oplossing.
Wordt vervolgd…

maandag, oktober 23, 2006

Fietsen...

"Dan komt er ineens helemaal niks meer, bijvoorbeeld…" en toen was het stil. En even later, schijnbaar vanuit het niets, vervolgde ze: "Fietsen". Fietsen, die uitdrukking gebruikte mijn moeder vroeger, in de betekenis van afwezigheid. "Die is fietsen" of "ga toch fietsen". Dit weekend was het gesprek met mijn moeder een ware zoektocht, want ze wilde me iets duidelijk maken, dat begreep ik aan haar gezichtsuitdrukking. En haar bedroefdheid.
Gelukkig was de bedroefdheid weer snel over. Ze had allemaal lekkere dingen voor haar neus staan. En dat slokte al haar aandacht op.
Ze deed een nieuwe poging toen ik haar ’s middags in bed stopte en haar een zoen gaf. "Ik ben net een kindje…"
En ’s avonds weet ik zeker dat ze een hele verhandeling in haar hoofd had over het nut van haar bestaan. Ik kreeg maar een klein doorkijkje: "Je hebt niks aan me…", zei ze.

maandag, oktober 16, 2006

Something rotten...

De cliënt centraal te stellen, het blijft worstelen. Zo las ik laatst likkebaardend over het model Zorgleefplan Verantwoorde zorg. Een instrument om tot een persoonlijk zorgleefplan voor elke cliënt te komen. “Alles draait om de kwaliteit van leven van de cliënt”, staat er in een artikel dat ik erover lees. Je begint met “zo veel mogelijk informatie te verzamelen over wat kwaliteit van leven voor de cliënt betekent.” En dan gaat het niet alleen om de gezondheid, maar om het algemeen welbevinden. Over onder welke omstandigheden iemand wil wonen en leven, hoe het sociale leven eruit zou uit moeten zien, over het mentaal en lichamelijk welbevinden. De opstellers van dit model komen uit de praktijk. Het zijn de instellingen die zorg verlenen, de vereniging van verpleegkundigen en verzorgenden, de cliëntraden, de vereniging van verpleeghuisartsen en sociaal geriaters. Mensen die de praktijk kennen.
En dan valt er een brief in de bus van de instelling waar mijn moeder woont. Ik lees over de modernisering van de AWBZ, over zorgfuncties, zorgarrangementen, handelingen en zorgkaarten. En dat alles komt in het zorgdossier en of we daarover willen komen praten.
Tuurlijk willen we dat.
Maar nergens kom ik het uitgangspunt van het zorgleefplan tegen. De grenzen zijn niet wat goed is voor mijn moeder, maar hoeveel minuten geïndiceerd zijn. En dan mogen we in 2007 ook nog controleren of die minuten die zijn afgesproken ook daadwerkelijk zijn verleend.
“Something is rotten in the state of Denmark...”

maandag, oktober 09, 2006

Moet ik al rouwen?

Moet ik nu al rouwen om het verlies van mijn moeder? Alle boekjes, films en zelfs tranentrekkende series op televisie hebben het erover. Je vader of moeder dementeert, je kunt er niet tegen dat ze niet meer weten wie jij bent, je ziet er de zin niet meer van in om hen te bezoeken…
Ik herken me niet in die verhalen. Om mijn vader heb ik gerouwd. Hij overleed vijf jaar geleden, tamelijk onverwacht. We hebben netjes begraven en daarna met familie en vrienden een Limburgs afscheid georganiseerd. Dat wil zeggen met iets meer versnaperingen dan koffie en een plakje cake.
Toen ik hoorde dat mijn moeder een beginnende dementie had, vond ik dat erg voor haar. Heel erg. En dat vind ik nog steeds. Maar ze is niet overleden en ik heb haar niet begraven. Ik geniet van de momenten dat ik bij haar ben. Voor mezelf vind ik het erg als ze ‘u’ tegen me zegt, want dan besef ik dat ik een vreemde voor haar ben. Maar dat komt niet zo vaak voor. En zelfs dan. Zolang ik nog weet wie zij is…
Nee, ik rouw niet… dat bewaar ik voor later, als we haar moeten begraven.
En ja, ik ben mijn moeder kwijt, maar ik heb ook geen moeder nodig. Dat zou mooi zijn, als ik op mijn 51ste nog een moeder nodig had. Dan zou ik psychische hulp moeten zoeken.

maandag, oktober 02, 2006

Achterkleinkinderen op bezoek

Mijn nichtje kwam op bezoek met haar twee dochters, eentje van drie en eentje van vijf. Ik liep met ze mee naar het terras, want mijn moeder zat buiten. Ze vonden het maar raar, al die oude mensen bij elkaar, in rolstoelen, met stokken en rollators. Ze werden er verlegen van. ‘Willen jullie mee naar boven, even iets wegleggen op oma’s kamer?” Dat wilden ze wel. Vooral de lift was een succes. Behalve de deuren, die sluiten zo snel, alsof de lift heel veel haast heeft. In tegenstelling tot de bewoners van het verpleeghuis.
Op de etage van mijn moeder waren ze net het eten aan het opdienen. “Getver..”, zei de oudste, en kneep demonstratief haar neus dicht. De mensen die zaten de te eten keken verrukt op van hun maaltijd. Alleen één mevrouw kreeg het niet voor elkaar, die zat met haar rug naar ons toe. Ze probeerde moeizaam te draaien, maar de kinderen waren sneller dan water.
De kamer van mijn moeder vonden ze wel weer gezellig.
Weer terug naar beneden. De jongste moest naar de wc. Al in het voorportaal deinsde ze achteruit vanwege de stank. Ik kon haar geen ongelijk geven. Ik heb haar nog even voorgedaan hoe je met je neus dicht heel snel kon plassen, maar ze vond het te vies.
We zijn maar gauw naar buiten gegaan en hebben in een cafeetje pannenkoeken gegeten. Waarbij de kinderen lekker zaten te rotzooien en mijn moeder ineens “en nou stil...” zei. Waar ze zich niks van aantrokken.